De transport tussen plantencellen gebeurt door een aantal processen, waaronder diffusie en osmose. Opgeloste voedingsstoffen in het water kunnen door deze twee manieren in de plant terecht komen.
Diffusie
Moleculen die een celmembraan via diffusie willen passeren, moeten aan twee voorwaarden voldoen:
1. Het molecuul is aanwezig in een hogere concentratie aan de ene kant van het membraan dan aan de andere kant.
2. Het molecuul is in staat tussen de moleculen van het membraan door te passeren.
Dit betekent dat alleen water en kleine apolaire moleculen de celmembraan kunnen passeren. Belangrijk is om te onthouden dat alleen zuurstof, koolstofdioxide en water de celmembraan door middel van diffusie kunnen passeren.
Osmose
Door middel van diffusie kunnen gassen zeer snel een celmembraan passeren. Ook water is in staat een celmembraan te passeren door middel van diffusie. Diffusie van water door een half-doorlatend of semipermeabel membraan heet osmose. Semipermeabel betekent doorlaatbaar voor water, maar niet voor de erin opgeloste stoffen. Osmose wordt altijd bekeken vanuit opgeloste stof of opgeloste deeltjes. Water is het belangrijkste oplosmiddel bij levende organismen. Chemische reacties tussen stoffen vinden alleen plaats als die stoffen zijn opgelost in water.
Bij osmose stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen. Door deze waterverplaatsing wordt de oplossing die water verliest geconcentreerder, dus stijgt de osmotische waarde en wordt de oplossing die water ontvangt verdund en daalt de osmotische waarde. Door deze waterverplaatsing proberen beide oplossingen een evenwicht te vormen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb