Fotosynthese

Het belangrijkste opbouwende proces op aarde is fotosynthese. Dit proces legt energie van de zon vast in moleculen. Leven op aarde draait om zonne-energie. De chloroplasten in plantencellen nemen het licht op en slaan het op in het molecuul glucose, dat wordt gemaakt van koolstofdioxide en water. Bij fotosynthese komt voortdurend zuurstof vrij. Bijna alle zuurstof in de atmosfeer is door fotosynthese ontstaan.

Algen en groene planten bevatten chloroplasten. Bij een plant zitten de chloroplasten hoofdzakelijk in de parenchymcellen van het blad. In een blad zitten ongeveer een half miljoen chloroplasten per vierkante millimeter. In chloroplasten zit een stofje genaamd chlorofyl. Dit stofje absorbeert blauw en rood licht. De energie van dit geabsorbeerde licht wordt gebruikt voor fotosynthese. Het groene licht wordt weerkaatst.

Koolstofdioxide komt het blad binnen via de huidmondjes en water stroomt via de vaatbundels naar het blad. CH2O is geen echte suiker, maar is de formule van een koolhydraat. Als je zes keer deze reactie produceert, ontstaat er een glucose molecuul. Fotosynthese voedt vrijwel de hele levende wereld. Een levend organisme verkrijgt voedsel op twee manieren: heterotroof en autotroof.

Na de fotosynthese

De glucose die uiteindelijk wordt gemaakt in de chloroplasten voorziet de gehele plant van brand- en bouwstoffen. Alle organische moleculen van de cellen kunnen hierdoor gemaakt worden. Ongeveer 50% van het organische materiaal dat is geproduceerd door fotosynthese, wordt gebruikt als brandstof voor de celademhaling in de mitochondriën van plantencellen. De enige autotrofe delen van een plant zijn de groene cellen. De rest van de plant is afhankelijk van organische moleculen die worden getransporteerd door de vaatweefsels.

Maak jouw eigen website met JouwWeb